dinsdag 3 maart 2015

"Stad op de berg in het Derde Rijk der Hemelen" - Bericht over Hoofdstuk 5 en aankondiging van Hoofdstuk 6 over Het Onze Vader


Op 1 maart j.l. werd  in het kader van de reeks voorlezingen "Het Nieuwe Christendom - Ter herkerstening van de Lage Landen" het 5de hoofdstuk"Zielsmatige ontwikkelingswegen en geestelijke lotswegen in verband met de Zaligsprekingen van de Bergredeuit deel II "Antroposofische beschouwingen over het Nieuwe Testament" van het in vertaling zijnde boek "Jezus van Nazareth en het mysterie van de Heilige Graal" van Valentin Tomberg door de vertaler Robert Jan Kelder in de bibliotheek van het Willehalm Instituut te Amsterdam ten gehore gebracht. Dit hoofdstuk 5 is nu, tezamen met de vier voorafgaande op deze Willehalm blog geheel na te lezen, terwijl alle 12 hoofdstukken uit het vorig jaar in de slotkapel van het kasteel Zuylen in Oud-Zuylen ten gehore gebracht deel I over het Oude Testament hier te bestuderen zijn.

In paragraaf 1 van dit hoofdstuk 5 gaat het over de drie middelste "psychosofische" Zaligsprekingen, waarin nauwkeurig wordt uiteengezet hoe door de doordringende woordwerking van de Christusimpuls de gewaarwordings-, verstands- en bewustzijnsziel getransformeerd kunnen worden tot gerechtigheids-, barmhartigheids- en gewetensziel. Daarbij richt zich  de schrijver, die al vanaf het begin van zijn Bijbelbeschouwingen in 1933 naast veel lof ook heftige kritiek kreeg toebedeeld, aan het einde van de volgende alinea tot zijn antroposofische lezers met een appel om barmhartigheid in hun oordeelsvermogen te doen gelden: "Terwijl dus de doorchristelijkte verstandsziel tot de ziel van de barmhartigheid wordt, valt het het huidige bewustzijn niet mee om zich van een 'barmhartig verstand' enig idee te vormen. Spreekt immers alle ervaring ervoor dat het verstand, dat men met het begrip van een 'scherp verstand' pleegt te associëren, een harteloze meedogenloosheid, ja een innerlijke wreedheid van oordeelsvorming in zich draagt. Ook al denkt men de hardheid en de kilte van het verstand weg, kan men zich vandaag de dag nauwelijks iets positiefs onder een 'gevoelig' en 'warm' verstand voorstellen. In ieder geval is het dan erg moeilijk om het verstand nog als scherp te denken. Vaagheid en subjectiviteit in het oordeel lijken onvoorwaardelijke gevolgen van de 'verstandsverweking' te zijn. Nu is het echter mogelijk om met denkbaar heldere begrippen te oordelen, die innerlijk niet alleen glashelder, maar ook zonnewarm zijn. Dat dit mogelijk is – dit als een sociaal feit aan de wereld te tonen, dat is de taak die aan antroposofische mensen in hun wijze van elkaar en de wereld beoordelen, door Rudolf Steiner en de spirituele wereld werd toevertrouwd."
In paragraaf 2 worden vervolgens de drie laatste Zaligsprekingen in verband gebracht met de drie geestelijke wezensdelen van de mens, te weten geestzelf, levensgeest en geestmens. Daarin wordt bij de behandeling van de 8ste Zaligspreking als een soort aanvulling op de 4de Zaligspreking het begrip "Derde Rijk" ingevoerd: "Zoals de Christusimpuls in de gewaarwordingsziel haar innerlijke harmonisatie, de Dikaiosyne (gerechtigheid) als een innerlijke toestand bewerkt, zo bewerkt de uit de levensgeest (Buddhi) levende mens een objectieve harmonisering van de lotsverhoudingen van de mensheid. Hij 'hongert en dorst' niet alleen naar de gerechtigheid, maar hij co-creëert deze in de mensheid. - Door zo op te treden werkt hij als een vertegenwoordiger, niet van de luciferisch-menselijke en ook niet van de ahrimanisch-menselijke wereld, maar in het bewustzijn van een verderop gelegen rijk, het Derde rijk dat niet van deze wereld is. Daarom moet hij echter in de ogen van de vertegenwoordigers van de andere twee rijken uiteraard vreemd overkomen; en door de vertegenwoordigers van het rijk waarvan hij de zegerijke opmars heeft verijdeld, zelfs gehaat. Aldus zal het lot van de levensgeest-dragende mens onder de mensen daaruit bestaan dat hij veel vervreemding en veel haat om zich heen zal opwekken moeten. Daarbij blijft hij echter in voortdurende intuïtieve verbinding met het Derde rijk, het Rijk der hemelen. Want de levensgeest (Buddhi) betekent de doordringing van de menselijke wezenheid met de Christusimpuls vanuit het Ik naar beneden tot in het levenslichaam. – Zo mag de achtste spreuk begrepen worden als het karma van hen die de levensgeest vertegenwoordigen: 'Zalig zijn zij die vervolgd worden omwille der gerechtigheid, want hunner is het Rijk der hemelen'".

Wat natuurlijk hier direct opvalt is de huidige associatie van het woord "Derde Rijk" met het tevens zo genoemde, maar in zijn aard precies het tegenovergestelde "Derde Rijk" van Adolf Hitler, dat uiteindelijke door de zelf-vernietiging van Midden-Europa tot de vernietiging van geheel Europa als een wereldmacht leidde, iets dat echter toen Valentin Tomberg deze beschouwing in januari 1937 schreef nog maar verschrikkelijk weinig mensen werkelijk door hadden dat dit lot hun te wachten stond. 


Deze paragraaf 2 eindigt met een voetnoot die een verband legt tussen de laatste drie zaligsprekingen en de spreuken waarmee Rudolf Steiner de heroprichting van de Antroposofische Vereniging tijdens de Kerstbijeenkomst 1923/24 in Dornach inaugureerde: "Wie de grondsteenmeditatie van Rudolf Steiner met het bovenstaande vergelijkt, zal kunnen begrijpen, dat vandaag op een geheel andere wijze de laatste drie spreuken van de zaligsprekingen door Rudolf Steiner zijn opgestaan. Want bij deze drie spreuken van de Vader, de Zoon en de Geest gaat het om een opstanding van de drie laatste Zaligsprekingen van de Bergrede." Dit sloot aan bij zijn mededeling in de bijlage tot het vierde hoofdstuk "De eerste drie zaligsprekingen van de Bergrede als formules van de treden van het initiatiebewustzijn" dat hij een klein geschrift over zijn onderzoeksresultaten over  Grondsteenmeditatie had geschreven, waaraan in 1937 deel 2 "De grondsteenmeditatie van Rudolf Steiner als basis voor een levensverdieping" en in 1939 deel 3 "De grondsteenmeditatie van Rudolf Steiner als openbaring van de ware verhoudingen van de mens tot de natuur" nog toegevoegd werden.

Uit deze inspirerende teksten, men moge ze zelf nalezen, blijkt dat met de stichting van algemene Antroposofische Vereniging Rudolf Steiner niets anders dan een nieuwe fase in de het door Christus Jezus gestichte Derde Rijk der Hemelen op Aarde heeft ingeluid.

Nog duidelijker wordt het in paragraaf  3. "De kosmische betekenis van de Zaligsprekingen van de Bergrede" aan de hand van de twee de Bergrede direct volgende zinsneden "Gij zijt het zout der Aarde" en "Gij zijt het licht der wereld" dat Valentin Tomberg hier met name de antroposofen aansprak om mede door het ter harte nemen van zijn inspirerende beschouwingen trouw te blijven aan de vormgeving van een werkelijk spirituele gemeenschap als een 'stad op de berg' om op deze wijze het ware Derde Rijk te verwerkelijken. Hij schrijft:  "Omdat het in de zin van de Christusimpuls gecultiveerde geestesleven geen speciale doeleinden kan dienen, is het altijd een gemeenschapsaangelegenheid. Het brengt mensen samen en verenigt hen op organische wijze. Maar deze gemeenschap mag zich geen 'doelen' en 'taken' stellen die het algemeen menselijke doen en streven beheersen. Het dient een niveau te verkrijgen dat, gerelateerd aan het niveau van de algemene gewoontes, zich als een berg ten opzichte van een dal verhoudt. De door de Christusimpuls gevormde spirituele gemeenschap moet als een "stad op de berg" zijn. En juist dit verschil moet het zijn wat haar in de wereld zichtbaar zal maken. Haar  bestaansrecht heeft daaruit te bestaan, dat ze enerzijds er voor iedereen is, maar dat ze zich boven het niveau van de normale praktijken van macht, strijd en rivaliteit verheft. Het enkele feit dat ze zich, door het ontbreken van de uitgangspunten van macht, strijd en rivaliteit van het algemeen gangbare onderscheidt, maakt haar net zo duidelijk waarneembaar als een op een berg gelegen stad waarneembaar is. - In het beeld van de op een berg liggende stad, die 'niet verborgen kan blijven' juist omdat ze op de berg ligt, is de oplossing van de kwestie van 'het exoterische en het esoterische' van een geestelijke gemeenschap gegeven. Wat een gemeenschap tot een esoterische maakt, is het feit van haar niveau – dat niveau mag niet verraden worden, want het is de bestaansrechtvaardiging van een dergelijke gemeenschap. En dit niveau is tegelijk datgene waardoor een dergelijke gemeenschap tot een exoterisch vruchtbare wordt. Want als bv. de altruïstisch gecultiveerde geestelijke gemeenschap als geestelijke kennis, d.w.z. als zuivere geesteswetenschap in de wereld staat, zonder tot andere in de wereld gangbare methoden van 'bewijsvoering', 'wetenschappelijke verantwoording' en dergelijke haar toevlucht te nemen, dan zal ze als richtinggevende en inspirerende verschijning haar volledige rechtvaardiging verkrijgen – ja, des te vruchtbaarder zal zij zich op andere levens- en onderzoeksgebieden bewijzen, indien zij, onbeïnvloed door deze gebieden, zichzelf trouw blijft. Wordt zij daarentegen omwille van zichzelf, d.w.z. niet door liefde tot het licht bedreven, maar om op wetenschappelijke, sociale, esthetische enz. gebieden een voorsprong op andere mensen te halen, dan is haar bedrijfsvoering niet meer belangeloos, en de op deze manier werkende mensengroepen scheppen geen licht wat de Aarde tegenover de geestelijke wereld zichtbaar maakt."

Het mocht helaas niet baten, "macht, strijd en rivaliteit" sloegen toe en samen met de oppositie die Valentin Tomberg en zijn geestverwanten te verduren kregen, nota bene vooral van antroposofische zijde, om in navolging van Rudolf Steiner dit Godsrijk verder op en uit te bouwen, opende dit, geestelijk gezien, de sluizen voor de totstandkoming van het antichristelijke Derde Rijk van hel op Aarde dat miljoenen van slachtoffers heeft geëist. - Nu staan we voor de uitdaging die de stichting van het Kalifaat in het Midden-Oosten aan de Christenheid stelt. Is er een ander werkelijk universeel, menselijk en duurzaam antwoord hierop dan wat Christus Jezus in zijn zaligsprekingen ons heeft aangekondigd en toevertrouwd?  

De betekenis daarbij van het Onze Vader wordt door Valentin Tomberg aan het einde van hoofdstuk 5 als volgt verwoord: "Door de afsluiting van de beschouwing van de negen Zaligsprekingen werd een stap gezet in de richting van de kennis omtrent de werking van Christus Jezus door het woord. Nu betekenen echter de negen Zaligsprekingen de weg van de mens tot de Zoon. Een verdere stap zou de beschouwing van de weg betekenen die door de Zoon naar de Vader leidt. Deze verdere stap wordt door Christus Jezus in de Bergrede gezet, doordat de zeven beden van het Onze Vader werden gegeven. De zeven beden van het Onze Vader vertegenwoordigen de verhouding waarin de mens tot de Vader-God kan komen te staan, wanneer hij – in de zin van de negen Zaligsprekingen – zich met de Zoon heeft verbonden. Men begrijpt de verhouding van de Zaligsprekingen tot het Onze Vader in zijn diepere betekenis, wanneer men de woorden van Christus Jezus: 'Niemand komt tot de Vader dan door Mij' als sleutel gebruikt. Want deze woorden leveren de innerlijke draad die van de Zaligsprekingen naar het Onze Vader loopt. - Het Onze Vader is dus – in een diepere zin – een voortzetting van het door de Zaligsprekingen geopenbaarde. Om deze reden zal de volgende beschouwing de zeven beden van het Onze Vader tot onderwerp hebben."

Op zondagmiddag 8 maart zal dus in de bibliotheek van het Willehalm Instituut in de reeks voorlezingen "Het Nieuwe Christendom" het 6de hoofdstuk "Het onze vader als weg tot lotsverbinding met God de Vader" ter sprake komen, dat uit drie delen bestaat: 1. Het heersen van de Drie-eenheid in het lot van de mensheid: 2. Enkele algemene gezichtspunten over het Onze Vader als geheel; en 3. De zeven beden van het Onze vader als de weg naar een nieuwe lotsverbinding  met God de Vader."

Voor deelname is aanmelding verplicht. Info@willehalm.nl